fabels van wetenschappers?

Feiten en fabels over de natuur. Boekbespreking: Kerken van goud, dominees van hout
van Rob Bijlsma, 2021
Uitgave: Atlas Contact

‘Kerken van goud, dominees van hout’ is een monumentaal boek over de natuur. Bijzonder informatief, maar ook om te lachen. Het boek gaat over de natuur in Nederland, over het verschijnen en uitsterven van soorten en hoe de beheerders daar invloed op denken te hebben. In het betoog zoomt Rob steeds in op een stukje natuur dat hij langdurig en uitermate gedetailleerd heeft onderzocht. Tegelijk geeft het boek de lezer inzicht in het merkwaardige leven van Rob zelf, dat komt door de verhalen over zijn waarnemingen. Urenlang wachten in een boomtop of in een greppel en compulsief registreren en analyseren van van alles en nog wat, zoals overgewicht van boswachters, afstanden van boswachter tot auto, blikjes langs ‘zijn’ fietspad, mensen op  foto’s in jaarverslagen van natuurbeheerders, bezoekers in verboden gebied.  Daardoor blijft het boeien.

Het boek is geschreven in een prettige stijl, vaak komisch, maar toch leest het niet gemakkelijk. Dat komt door de vele bewijzen die Rob invoegt om zijn betoog te onderbouwen: opsommingen, tabellen, grafieken, waar relevant zelfs keurig voorzien van informatie over de spreidingsbreedte en standaard deviatie van de waargenomen aantallen, en er staan op bijna elke pagina voetnoten en verwijzingen naar (wetenschappelijke) literatuur. Die onderbouwingen kun je natuurlijk overslaan bij het lezen, maar dan mis je van sommige betogen toch net de essentie (of de grap) en dat wil je niet. Het lukte me niet om meer dan een paar hoofdstukken achter elkaar mijn aandacht er bij te houden, dan moest ik echt even iets anders doen. Ik pakte het boek wel steeds weer op, het bleef me intrigeren.

Rob gaat met een knipoog (en daardoor grappig) tekeer tegen van alles, en heeft ook steeds groot gelijk. Tijdens het lezen zei ik bij elke bladzijde minstens twee keer “zo denk ik er ook over”. Het bijzondere is dat Rob steeds een duidelijke onderbouwing toevoegt als hij een beheerder of instantie uitvetert. Vooral de natuurbeheerders Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten moeten het ontgelden, al schrijft Rob er wel vaak bij dat tegenwoordig de provincies verantwoordelijk zijn voor het natuurbeheer.

Dat uitveteren gaat meestal over geld. Rob toont aan dat het de beheerders niet om de natuur gaat, maar om omzet. Plannen worden zo gemaakt, dat het maximum aan subsidie wordt binnen geharkt. Subsidie verslaving.

Plannen van beheerders lukken altijd. Dat komt enerzijds door de vaagheid van de doelstellingen, en doordat altijd randvoorwaarden en neveneffecten worden genoemd. Komt er wat anders uit dan verwacht, dan past dat toch altijd binnen de doelen en/of is het niet te wijten aan de beheerder. En anderzijds lukken plannen altijd, omdat er geen enkele controle is of een doelstelling is gehaald. Daar komt bij, dat de doelen vaak beperkt zijn tot enkele soorten en niet gaan om de leefomgeving van planten en dieren.

Het boek loopt over van de voorbeelden. Voorbeelden van mislukt ‘herstel’. Natuurlijk noemt Rob de Oostvaarderplassen een mislukking, een voorbeeld van hoe het niet moet. Hij staaft dat uitgebreid, onder andere met cijfers van de achteruitgang van de riet- en ruigtevogels.  Voorbeelden van mislukte herintroducties van in Nederland uitgestorven dieren, terwijl het gebied daar niet meer geschikt voor is. Ze zijn volgens Rob niet voor niets uitgestorven. Breed uitgemeten wordt als voorbeeld het geldverslindende debacle van de herintroductie van korhoenders beschreven. Gevolgd door de heldere waarschuwing dat we ons ook geen illusie hoeven te maken over terugkeer van de griel, kemphaan, kuifleeuwerik, enzovoort. Die zijn niet voor niets vertrokken, ze hebben niets te zoeken in een grondig verpest landschap. Studies die beweren dat bescherming van een ‘kensoort’ meerdere soorten laat mee profiteren, zijn volgens Rob gebaseerd op gebakken lucht, op minieme steekproeven en selectief shoppen in de literatuur.

Tussen neus en lippen noemt Rob wetenschappelijk onderzoek waarin wordt aangetoond hoeveel kleine dieren worden gevangen door katten. Ook door goed verzorgde katten, die op tijd hun eten krijgen. En hij beschrijft met veel nadruk hoe groot de verstorende invloed is die loslopende honden in de natuur hebben. Hij hekelt de lakse manier van toezicht houden door de beheerders en de lompe manier waarop zij zelf met de natuur omgaan.

Het boek is doordrenkt met bewijzen van de negatieve invloed van kaalkap. Achteruitgang van de vogelstand wijt Rob aan drie oorzaken:
– kortzichtige beheervoorstellen, waarin niet wordt gekeken naar het belang van insecten,
en bodemleven,
– verkeerd grondgebruik en toepassing van persistente pesticiden,
– kaalkap en versnippering van de natuur.

Meestal was uw redacteur het eens met de manier waarop Rob zijn waarnemingen vertaalt naar beter beleid. Een enkele keer niet. Uw redacteur was het bijvoorbeeld helemaal niet eens met de visie van Rob dat het beter is om meer natuur af te sluiten voor mensen, hoewel daar al lezend over de verstoring door bezoekers (en hun honden) wel veel meer begrip voor ontstond.

Deze boekbespreking, aangevuld met een groot aantal citaten, is ook te vinden op de leessite van uitgeverij Conserve: Kerken van goud, dominees van hout.

Feiten en fabels over verdroging

Er is sprake van verdroging in sommige natuurgebieden in Nederland. Daar zijn diverse redenen voor aan te wijzen. De twee belangrijkste:
– Gemiddeld is er misschien niet veel veranderd aan de hoeveelheid neerslag, maar de regen komt vaker in grote stortbuien, afgewisseld door warme droge perioden. Bij zeer sterke regen spoelt veel water direct weg. Via de riolering of als oppervlaktewater direct naar kanalen en rivieren. Dat water zij we kwijt, het komt niet in de bodem. De begroeiing heeft er niets aan.
– De grondwaterstand wordt bewust kunstmatig laag gehouden. Landbouwers doseren graag zelf de hoeveelheid water voor hun akkers en vragen daarom het Hoogheemraadschap om een lage waterstand. De grondwaterstand in nabijgelegen natuurgebieden wordt daardoor ook laag, want het water stroomt of sijpelt naar het laagste punt.
Daarnaast speelt natuurlijk oom de waterwinning een grote rol. Veel natuurgebieden zijn de wingebieden.
Vaak ook wordt verdroging toegeschreven aan de soort begroeiing van een gebied. In diverse beheerplannen en omvormingsplannen wordt dan met nadruk gewezen op de dennen als grootgebruikers. De kap van dennenbossen wordt dan als ‘noodzakelijk’ aangeduid, omdat de dennen de oorzaak zouden zijn van de verdroging.
Dit laatste blijkt een fabel te zijn, die al lang geleden is weerlegt, maar die helaas onuitroeibaar blijkt.

Het is zo klaar als een klontje dat dennen kunnen overleven in gortdroge gebieden. Op de kurkdroge toppen van zandduinen, hoog boven het grondwater, staan gezonde dennenbomen. De naalden van dennenbomen hebben niet zulke huidmondjes als het blad van andere bomen.
Er wordt vaak gewezen op de naalden, die het hele jaar door water blijven verdampen, terwijl loofbomen hun blad verliezen in de herfst en in de winter dus niet meer verdampen. Dat klopt, ook in de natste tijd van het jaar gaan de naaldbomen door met verdampen. Maar daar zakt het grondwater niet door. Het is immers de natste tijd van het jaar. Wat invloed zou kunnen hebben op de grondwaterstand, is de verdamping in de zomer. Die is bij naaldbomen kleiner dan bij even grote loofbomen.

waar komt die fabel vandaan?
In veel rapporten over verdroging en grondwaterstanden in natuurgebieden, wordt direct of indirect verwezen naar een onderzoek dat ooit is uitgevoerd door PWN in Castricum. Informatie over dit onderzoek was te vinden op de website van PWN, maar is er inmiddels van af gehaald. Het is gaat om uniek onderzoek: het is groot opgezet en heeft over een heel lange termijn heeft gelopen, van 1941 tot 1997. Daaruit zou blijken dat de dennen een belangrijke veroorzaker zijn van de verdroging. In het onderzoek zijn klassieke methodologische fouten gemaakt. Ruim voor publicatie van het onderzoeksresultaat is daar tijdens een symposium van TNO al op gewezen. U kunt het rapport van TNO hier inzien. Toch heeft PWN op basis van dit krakkemikkige onderzoek een rapport gepubliceerd waarin de onjuiste conclusie staat dat dennen meer water gebruiken dan loofbomen en toch verwijzen zelfs gerenommeerde wetenschappers nog steeds naar dit onderzoek. Zij zouden beter moeten weten.

de conclusie dat dennen zorgen voor verdroging is onjuist
Ons bestuurslid Dik Pruis heeft de rapportages van het onderzoek geanalyseerd en heeft er nogal wat kritische kanttekeningen bij. Hij wordt in zijn kritiek ondersteund door het verslag van het al genoemde symposium van TNO.
Klik hier voor de kritische nota van Dik Pruis: “Dennenbomen zijn geen waterslurpers” en hier voor de betreffende pagina’s uit het verslag van TNO.

dennen gebruiken niet meer water dan loofbomen
De conclusie dat de dennen weg moeten om de verdroging tegen te gaan is fout. Er zijn systematische fouten gemaakt in de opstelling, het onderzoek is slordig uitgevoerd en er is een plotselinge ‘sprong’ in de uitkomsten (waarschijnlijk doordat een andere ploeg mensen de metingen ging doen). Na zo goed mogelijke correctie van de fouten in de gegevens blijkt dat een den over een heel jaar gezien niet meer water gebruikt dan even grote eik. Dus gebruikt een den zeker in de droge zomertijd veel minder water dan een eik. Dennen gebruiken naar verhouding weinig in de periode dat er water tekorten dreigen.  Een den gebruikt in de zomer zelfs minder water dan de veel voorkomende mix van  grassen, struikheide, bramen en Amerikaanse vogelkers. Wilt u meer lezen? Klik dan hier voor ons artikel “Dennenbomen zijn geen waterslurpers” of lees het artikel “Van water slurpende dennenbomen”.

provincie past conclusie niet aan
Het Noord-Hollands Duinreservaat is het door PWN beheerde duingebied dat loopt van het Noordzeekanaal in het zuiden, tot Schoorl in het noorden. In het Beheerplan dat voor dit gebied is vastgesteld, staat een ernstige fout, want er staat in dat de duinen verdrogen en dat wordt geweten aan de dennenbomen. Conclusie: de dennen moeten weg.
Deze stelling is gebaseerd op het hierboven genoemde onderzoek dat PWN heeft uitgevoerd in Castricum. De Provincie is door ons op de hoogte gebracht dat de conclusie over de invloed van dennen op verdroging berust op fouten. De Provincie erkent de fouten en heeft daarom de gewraakte alinea in het Beheerplan een beetje aangepast.
In de aangepaste versie van het Beheerplan staat niet meer dat deze conclusie is gebaseerd op het onderzoek van PWN, maar wordt verwezen naar enkele wetenschappers die schrijven dat dennen de oorzaak zijn van de verdroging. Bij nader onderzoek van de bronnen waar deze wetenschappers zich op baseren, komt echter steeds weer dat foute onderzoek van PWN te voorschijn.
Toch houdt de Provincie vast aan de eindconclusie dat dennen de verdroging veroorzaken en daarom moeten worden gekapt.

transparant en goed bestuur?
We hebben de slag gewonnen: de alinea over verdroging in het Beheerplan is aangepast. Maar het ging ons natuurlijk niet om een aanpassing in een tekst. Het ging ons om het behoud van de naaldbomen in de duinen. De Provincie erkent dat de conclusie dat dennen zorgen voor verdroging, niet kan worden gebaseerd op het onderzoek van PWN, maar houdt wel gewoon vol dat de dennen weg moeten omdat ze voor verdroging zorgen.

Terug naar ‘nieuws’.

Reacties zijn gesloten.